Klachten als somberheid, rusteloosheid, angsten en wanen zijn symptomen van dementie die zo goed als mogelijk behandeld moeten worden. Het liefst zonder medicijnen, maar soms is er geen andere oplossing.
Veranderend gedrag, onbegrepen gedrag en probleemgedrag zijn verschillende termen die worden gebruikt voor gedragsproblemen bij dementie. De effecten van het gedrag zijn belastend voor je zorgbehoevende zelf, en zeker voor de directe omgeving waar jij als mantelzorger deel van bent. Bij ernstige gedragsproblemen is niets doen en het maar accepteren geen optie, en je hebt hier echt deskundige hulp bij nodig.
Wat zijn gedragsproblemen bij dementie?
Volgens de richtlijn zijn de gedragsproblemen onder te verdelen in vijf categorieën:
- Psychotisch gedrag (wanen en hallucinaties)
- Depressief gedrag (lusteloos)
- Angstig gedrag
- Geagiteerd gedrag (rusteloos, prikkelbaar, agressief), roepen, nachtelijke onrust en seksueel ontremd gedrag
- Apathisch gedrag (geen initiatief, passief)
Oorzaken onderzoeken
De gedragsproblemen kunnen plotseling of geleidelijk ontstaan. Het kan tijdelijk zijn, maar ook langdurig. Biologische, psychologische, sociale en fysieke factoren hebben allemaal invloed op het gedrag, ook op het gedrag van je zorgbehoevende met dementie. In alle gevallen is het daarom belangrijk te onderzoeken waar het gedrag vandaan komt. Is er misschien een lichamelijke oorzaak (pijn), is het karakterverandering of zijn er omstandigheden die het gedrag beïnvloeden?
Voordat medicatie wordt ingezet, zal de arts (het behandelteam) dan ook al deze factoren moeten onderzoeken.
Waar moet je op letten bij medicijngebruik van je zorgbehoevende?
Ouderen hebben meer kans op bijwerkingen van medicijnen. Houd daarom je zorgbehoevende goed in de gaten als zij/hij medicijnen gaat gebruiken. Jij kent haar/hem goed en merkt kleine verschillen in gedrag of stemming snel op. Verandert het gedrag waarvoor de medicijnen zijn bedoeld? Heeft je zorgbehoevende last van bijwerkingen? Jouw aanwijzingen helpen de behandelend arts om de dosering goed op je zorgbehoevende af te stemmen.
Bijwerkingen van gedragsbeïnvloedende medicijnen (psychofarmaca) kunnen bij een persoon met dementie anders of heel subtiel zijn. Lees daarom altijd goed de bijsluiter en vraag de arts waar je op moet letten.
Drie groepen medicijnen
In de richtlijn "Probleemgedrag" worden drie groepen gedragsbeïnvloedende medicijnen (psychofarmaca) beschreven voor de behandeling van gedragsproblemen bij dementie. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de effectiviteit van psychofarmaca bescheiden is. De bijwerkingen kunnen behoorlijk zijn. Dit soort medicatie wordt dan ook alleen voorgeschreven als er geen andere oplossing is voor de situatie. Gebruik van psychofarmaca is altijd tijdelijk.
Groep 1: Rustgevende of angstdempende medicatie (antipsychotica/anxiolytica)
Deze medicijnen kan een arts voorschrijven bij agressief gedrag (agitatie), angst en dwaalgedrag (nachtelijke onrust).
Bijwerkingen op korte termijn zijn vaak sufheid of lusteloosheid. Bij langdurig gebruik neemt het risico op hartklachten toe. De richtlijn adviseert om na drie maanden in ieder geval een poging te doen om geleidelijk af te bouwen. Alleen in uitzonderingsgevallen, wanneer het gedrag in ernstige mate terugkomt, kan de behandeling met antipsychotica weer worden gestart. Chronisch gebruik van antipsychotica is alleen acceptabel als er minimaal twee afbouwpogingen zijn gedaan en alle andere oplossingen niet helpen.
De hele behandeling lang moeten de effecten en bijwerkingen goed worden gevolgd. Overleg regelmatig met de behandelend arts van je zorgbehoevende (en als het even kan met je zorgbehoevende zelf) of het gebruik verder voortgezet moet worden of niet.
Groep 2: Antidepressiva
Antidepressiva worden alleen voorgeschreven als niets anders werkt en alleen bij “een ernstige depressie”.
De verschillende antidepressiva hebben verschillende bijwerkingen. Vraag dit goed na bij de behandeld arts en kijk op apotheek.nl. Soms zijn bijwerkingen in de eerste week ernstig en worden ze daarna minder.
Als je zorgbehoevende vóór de dementie al voor een depressie is behandeld, let er dan op dat het bestaande medicijngebruik niet zonder meer wordt voortgezet. Sommige antidepressiva kunnen invloed hebben op de werking van eventuele “alzheimermedicatie”. Bespreek dit daarom goed met de behandelend arts.
Groep 3: Slaapmiddelen
Voldoende slaap is voor iedereen belangrijk. Onrustig slaapgedrag is niet alleen belastend voor je zorgbehoevende, maar ook voor jou als mantelzorger. Als alles al geprobeerd is en niets helpt, kan een slaapmiddel een oplossing zijn. Altijd tijdelijk en niet structureel, want je zorgbehoevende kan er afhankelijk van worden. Lees daarom ook de “Tips voor het omgaan met slapeloosheid”.
Slaapmiddelen kunnen ook overdag slaperigheid veroorzaken. Daardoor stijgt het risico op (val)ongelukken. Na twee weken onafgebroken gebruik neemt de kans op afhankelijkheid toe. Stopt je zorgbehoevende later met het middel, dan bestaat er kans op ontwenningsverschijnselen.
NEEM NOOIT EIGEN INITIATIEF. Bespreek dit altijd met de huisarts of behandelende genessheer.
Komt van: “Alzheimer Nederland”, aangepast aan onze Belgische spreektaal.