Gedicht van de week.
Jouw gezicht herken ik wel.
Jij bent toch mijn man?
Maar hoe je heet, weet ik niet meer,
wacht even……… is het Jan?
Gek hè, dat ik dat vergeet,
ik ben de kluts soms kwijt.
Zeg, hoe gaat het nou met jou,
waar is de kleine meid?
Wat zeg je nou, is zij niet klein?
Is ze al getrouwd?
Ik dacht ze is een jaar of zes,
jongen, ik word oud.
Ben ik bijna negentig?
Nee, dat is niet waar,
Zo oud, wat verschrikkelijk.
Ik dacht pas dertig jaar.
Jij hebt zo’n bekend gezicht,
ik ken je ergens van.
Ben jij Henk, ben jij mijn zoon?
Ik dacht: ’Jij bent vast Jan’
Wat lijk je op je vader zeg,
wat een gelijkenis.
Ik heb mijn man lang niet gezien,
ik weet niet waar hij is.
’t Is niet waar, is hij al dood?
Wat is dat erg zeg.
Kun jij me zeggen waar ik ben,
ik weet hier niet de weg.
Ze hebben mij hierheen gebracht,
ik voel me hier niet thuis.
Kom, dan ga ik met je mee,
breng jij me dan naar huis?
Woon ik hier? Dat meen je niet,
het is hier echt niet pluis.
Ze zijn hier allemaal zo raar.
Nee, ik moet echt naar huis.
Ik moet naar de kleine meid,
ze weet niet waar ik ben.
Wat heb je een bekend gezicht,
ik denk dat ik jou ken.
© Hans Cieremans