1 op de 3 bewoners van woonzorgcentra ouder dan 75 krijgt een antipsychoticum. Dat is medicatie tegen hallucinaties en waanideeën, die ook vaak aan mensen met dementie wordt gegeven. Tegen wanen of fysieke agressie kan de medicatie werken. "Maar voor alle andere symptomen is hun effect niet wetenschappelijk bewezen. Bovendien zijn er belangrijke bijwerkingen", zegt geriater Mirko Petrovic (UGent). "Pano" gaat vanavond dieper in op het gebruik van antipsychotica bij ouderen.
Tobias Santens wo 19 okt 2022 05:38
- Medicatie in woonzorgcentra is sinds september opnieuw the talk of the town, na enkele uitzonderlijke, verdachte overlijdens in een woonzorgcentrum in Oostrozebeke in West-Vlaanderen. De slachtoffers zouden insuline hebben toegediend gekregen, vermoedelijk uit kwaad opzet van een individueel personeelslid. De feiten worden nu onderzocht door het parket.

Na insuline-overdosissen in woonzorgcentra: "Overheid te goedgelovig over aantal doorgegeven incidenten"
Nuttig voor sommigen
“Pano” onderzoekt vanavond een heel ander, structureler probleem: de manier waarop antipsychotica worden voorgeschreven in woonzorgcentra. 1 op de 3 bewoners van woonzorgcentra ouder dan 75 jaar krijgt zulke medicijnen. De cijfers werden verzameld door de verschillende ziekenfondsen, via het “Intermutualistisch Agentschap” (meer details onderaan dit artikel).
Soms schrijft men de medicatie voor bij symptomen waarvoor ze eigenlijk niet dienenMirko Petrovic, geriater en farmacoloog UZ Gent
Het gaat dan bijvoorbeeld om Haldol, misschien wel het meest bekende antipsychoticum, maar ook medicijnen als Risperdal en Quetiapine. Die werden in eerste instantie gebruikt in de psychiatrie, tegen psychoses of wanen, legt geriater Mirko Petrovic (UZ Gent) uit. “Maar in de praktijk worden ze ook vaak ingezet voor mensen met dementie, wanneer zij gedragsstoornissen vertonen.”
Voor sommige patiënten met dementie kan dat nuttig zijn, als ze door de ziekte hallucineren of fysiek agressief zijn, zegt de geriater. Het gaat dan om patiënten met zogenoemde BPSD. Dat zijn gedragsmatige en psychologische symptomen die vaak opkomen bij dementie. “Maar voor de mildere symptomen van dit ziektebeeld is er onvoldoende bewijs dat antipsychotica werken. Soms schrijft men de medicatie dus voor bij symptomen waarvoor ze eigenlijk niet dienen. Op dit moment ligt het gebruik bij deze patiënten alleszins echt te hoog", aldus Petrovic.
BEKIJK - Geriater Mirko Petrovic (UGent) legt uit dat antipsychotica soms worden gebruikt voor symptomen waar ze niet voor dienen:
00:00/00:17
Neem nu dwaalgedrag, wegloopgedrag en roepgedrag, wat vaak voorkomt bij patiënten met dementie. "Daar heeft medicatie tegen psychoses geen nut, daar is alleszins geen bewijs voor", zegt Petrovic. "Bij zo’n moeilijk hanteerbaar gedrag moeten we eerst kijken naar oplossingen zonder geneesmiddelen."
De geriater is niet alleen in zijn analyse. “Misschien heeft 10 of 15 procent van de bewoners wel nood aan zo’n medicijn, maar 1 op de 3 is wel erg veel”, zegt Jan De Lepeleire, emeritus hoogleraar huisartsengeneeskunde aan de KU Leuven. De Lepeleire was ook zelf lang coördinerend arts in een woonzorgcentrum. “En dat gebruik moet niet voor de lange termijn zijn, maar voor een korte, afgebakende periode.”
Bijwerkingen
Net daar knelt het schoentje. Bij 41 procent van de ouderen die de medicatie krijgen, duurt de behandeling langer dan zes maanden, blijkt uit de cijfers van het Intermutualistisch Agentschap uit 2020. Dat leidt tot zwaardere bijwerkingen, legt geriater Petrovic uit.
Duurt de behandeling langer dan drie maanden, dan wordt het risico op sterfte anderhalf tot twee keer groter. Mirko Petrovic, geriater en farmacoloog UZ Gent
“Bij langdurig gebruik is er sowieso geen bewijs dat het medicijn nog werkt voor symptomen als wanen en fysieke agressie. Dan blijven bij ouderen dus enkel de bijwerkingen over: een verhoogd risico op een beroerte, vallen en breuken, hartritmestoornissen en zelfs een hoger risico op opname in een ziekenhuis of sterfte”, zegt Petrovic. “Duurt de behandeling langer dan drie maanden, dan wordt het risico op sterfte anderhalf tot twee keer groter.”
Stopdatum
Zowel Petrovic als De Lepeleire pleit daarom voor een “stopdatum”. “Wanneer zo’n behandeling wordt opgestart, moet je al meteen vooruitblikken naar het einde. Elke kuur heeft een duur, zeg maar. Die mag zeker niet langer zijn dan drie maanden”, aldus Petrovic. “Zo’n stopdatum is altijd ons advies geweest”, zegt ook De Lepeleire, “want mettertijd weet men niet meer waarom en door wie die behandeling is gestart. We moeten dat patroon doorbreken.”
Petrovic erkent wel dat een kloof bestaat tussen de theorie en de praktijk. Zo is het niet altijd eenvoudig om symptomen netjes af te bakenen in hokjes, waarvoor dan wel of geen antipsychotica gepast zijn. Bovendien gaat het vaak om mensen met meerdere aandoeningen. Dan wordt een inschatting heel subjectief. “Wat voor mij moeilijk hanteerbaar gedrag is, is dat voor een ander misschien niet”, zegt hij.
“Patiënten met dementie kunnen hun klachten ook niet altijd zelf benoemen, maar instrumenten om die symptomen te meten kunnen wel helpen”, legt de geriater uit. “Men moet dus altijd een afweging maken: wat heeft nog een voordeel voor de patiënt, en wat zijn de nadelen", vindt de geriater. Dat vereist een andere aanpak. "Men moet patiënten individueel bekijken. En onrustig gedrag zouden we trouwens altijd eerst zonder medicatie moeten behandelen."
Wat gebeurt er wanneer iemand met dementie antipsychotica krijgt? En is een andere aanpak mogelijk? “Pano” onderzoekt het vanavond, om 21.30 uur op Eén en VRT MAX.
Waar komen deze cijfers vandaan?
Op vraag van onze redactie ging het Intermutualistisch Agentschap (IMA) kijken in hun databank Farmanet, waar alle terugbetaalde medicatie uit openbare apotheken wordt geregistreerd. Antipsychotica zoals Haldol, Risperdal en Quetiapine, maar ook andere, vallen daaronder. Daarna ging het IMA na welke van deze gebruikers datzelfde jaar minstens één tussenkomst van het ziekenfonds hadden voor verzorging in een woonzorgcentrum. Deze gebruikers belandden in de statistieken hierboven, die ook voor een deel publiek te raadplegen zijn.
In totaal gaat het om meer dan 46.000 75-plussers die in 2020 een antipsychoticum kregen. Daarbij is het wel mogelijk dat een aantal gebruikers wordt meegeteld die het antipsychoticum kregen voor (of na) hun verblijf in een woonzorgcentrum in datzelfde jaar. Anderzijds ligt het werkelijk aantal gebruikers vermoedelijk nog hoger, omdat een deel van de bewoners nog niet werd geregistreerd nadat ouderenzorg een regionale bevoegdheid is geworden bij de zesde staatshervorming. De cijfers blijven bovendien jaar op jaar stabiel: ook in 2018 (31 procent) en 2019 (31 procent) kreeg 1 op de 3 bewoners minstens één antipsychoticum.
De cijfers over de periode waarin de medicatie werd gebruikt, houden rekening met het aantal “gebruiksdagen”. Ouderen waarbij de gebruiksperiode langer is dan 182 dagen, werden meegeteld in de groep met een gebruik van langer dan zes maanden. Het is echter mogelijk dat het gaat om bijvoorbeeld twee aparte periodes waarin ze het medicijn kregen, voor in totaal langer dan 182 dagen.